Paul van Leeuwen was mijn geschiedenisleraar op de HBS in Wassenaar van 1970 – 1972.
Ik schreef de ode “Heer Leeuw; heb dank” aan hem op 11 november 2003; ruim 31 jaar na mijn eindexamen.
Hij was een van mijn inspiratoren voor hoe het onderwijs kan inspireren.
Heer Leeuw.
Met mijn ‘Mobilette’-brommer langs de Rijksstraatweg en mijn tas tussen de benen en de benzinetank geklemd.
Vaak te vroeg (omdat je van zo ver kwam en je wist maar nooit) bij Koos, de conciërge, voor een bekertje
koffie.
Geen al te doordringende bel maar eerder een oproeptoeter om te komen. Althans zo voelde het. En u uw
houding bij de openstaande deur van uw klaslokaal. De rug iets te recht en een te grote hand die eerder
wuivend dan kort begroetend bedoeld was.
Eén voor één werd je begroet en het voelde als een persoonlijk welkom. Eenmaal in het lokaal op je vaste
plek en zelf in het Klassenboek noteren wie er wel en wie er niet aanwezig was. Ja dat deden we zelf; zo was
het ons geleerd. Leg het maar bij de leerlingen zelf en laat ze maar zelf bellen naar die ontbrekende
klasgenoot.
U begon altijd 10 minuten te laat omdat de communistische economieleraar van Gennep altijd een shaggie zware
bij u kwam draaien en die dan heel uitgebreid op kwam roken met zijn Poolse stropdas omgeslagen om de
schouder van een veel te oud colbertjasje.
En die goede man moest ook nog eens helemaal van de overkant van de weg komen waar zijn vaste economielokaal
gevestigd was. Nee u niet; u had altijd een mooi overhemd aan en zodra het enigszins kon een lamswollen trui
met v-hals eroverheen.
De officiële klassikale begroeting was er een van een vast ritueel: enkele sleutelwoorden als openingszet
voor uw openingsverhaal. Eigen levensverhalen dus. Niet té verhalend of té leuk bedoeld maar een kleine
solovoorstelling van 20 minuten, bijna iedere keer weer.
Een ding was zeker; het leek toen alsof het niets met uw vak Geschiedenis zelf te maken had. Maar nu weet ik
wel beter. Het had alles met úw geschiedenis te maken en die leerden wij te begrijpen en via uw goed
gearticuleerde details leerden we die steeds beter te begrijpen en te respecteren.
Inmiddels waren er dan ruim 30 minuten voorbij. Een lesuur bestond toen uit 50 minuten en je wist dus dat je
de laatste 20 minuten op scherp werd gezet.
U greep dan ook altijd even naar het bord, wat voor ons het teken was je schrift erbij te nemen. De korte
steekwoorden op het bord zoals ‘imperialisme’ of ‘fascisme’ markeerden de hoofdstukindeling in je schrift.
Er was nooit een boek bij.
Was er eigenlijk wel een geschiedenisboek? Dat vraag ik me nu achteraf af.
Het ritme van uw uitleg en toelichting op die begrippen gingen veel te snel om het letterlijk te kunnen
bijhouden met je pen.
Dus dank zij u hebben we toen met z’n allen leren luisteren en leren samenvattende aantekeningen te
maken.
Het luisterde wel heel nauw dat je soms moeilijke begrippen goed met uitroepteken markeerde omdat je aan uw
lachje en wat wegtrekkende linkeroog kon zien dat dit opnieuw een sleutelwoord voor een proefwerkvraag was.
Dat eerste proefwerk waar u iedereen zo ongeveer een 5 1⁄2 gaf.
Dat proefwerk waarvan iedereen de vragen zó moeilijk vond, en waarvan je wist dat ze alleen ooit mondeling
door u waren toegelicht.
Te snel toegelicht maar wel met die waarschuwende blik erbij. Daar leerde je meer en meer op te letten.
Je leerde uw lessen lezen. Ja dát leerde je: “de lessen lezen”.
De tweede keer wist je wel beter. Je wist wat er wel en wat er niet toe deed in die laatste 20 minuten. Bij
u leerde ik dus dat filteren en de hoofdzaken van bijzaken te scheiden.
En dan die uitdeel-rituelen van de inmiddels gemiddeld naar een cijfer 7 opgeklommen nagekeken
proefwerkblaadjes. Iedereen wist u in 1 minuut kort te bespreken tijdens het zorgvuldig neerleggen van het
blaadje in de linker bovenhoek van je tafeltje.
Thuis moet u onderuit met een pilsje met grote concentratie maar ook met groot genot de proefwerkantwoorden
hebben nagekeken en op u in laten werken.
In uw toelichting per leerling kon u namelijk ook zo mooi een bruggetje slaan naar een persoonlijk
voorvalletje diezelfde week. Dat deed u kritisch maar wel weer vol respect waardoor je je in dit geval
inderdaad persoonlijk aangesproken voelde. Dat voelde uiteindelijk altijd wel goed want een keiharde Wim Kan
voelde toch ook goed omdat die grap over jou wél mooi van hem kwam.
Die kwaliteit die staat me zo bij, en uw oog voor details. Het ging u om alle 31 leerlingen in de klas. Daar
had u uw redenen voor.
Die boodschap kwam niet alleen goed over, maar zorgde ook voor een
zekere solidariteit in de klas die eigelijk bestond uit potentiële opponenten. Tenminste zo wilden we zelf
graag gezien worden: de ballen tegen de communisten, de middenstanders tegen de ‘Dreesmannen’. We wilden met
de herfst een weekje weg met de klas in het eindexamenjaar 5 HBS A1 samen met de parallel 5 HBS A2-klas In
eerste instantie kwam er geen aanbod van de school voor een reis, met name omdat we er als eindexamenklassen
gemiddeld heel slecht voor stonden.
Als leerlingen namen we daar niet zo maar genoegen mee. Eigenlijk weet ik niet precies meer welke hand u
daar in gehad heeft. Gaf u een kleine hint of namen we het echt helemaal zelf het initiatief om dan maar
zelf een eigen reis uit te dokteren.
U en uw ‘lelijke eend’ waren na schooltijd op zaterdag(!) in ieder geval wel beschikbaar om samen met twee
leerlingen naar Ameland af te reizen om zelf een schoolkamplocatie én een activiteiten programma uit te
zoeken. Dat was overigens dezelfde lelijke eend waarmee we met u en met de Scheikundeleraar na de
legendarische voetbalwedstrijd Feijenoord- Estudiantes achteruit en met open dak de Maastunnel zijn
doorgereden op weg naar bier op de Coolsingel.
Die werkweek moet niet alleen bij mij maar ook bij heel veel klasgenoten een historische indruk hebben
achtergelaten. Zes maanden later waren de twee klassen op twee 1eerlingen na allemaal geslaagd.
Natuurlijk hebben we dat zelf gedaan maar ik herinner me ook nog zo goed de sfeer waarin we het eigen
werkweeklied ver tot na de werkweek lopend zongen tijdens veel leswisselingen en dan de parallelklas met
hetzelfde lied passeerden. Heel luidruchtig natuurlijk in dat gekke noodgebouw van 20 jaar oud.
Wie de film ‘Fanfare’ van Bert Haanstra gezien heeft, herkent dat beeld. Alleen waren het toen twee
rivaliserende afgesplitste groepen muzikanten die elkaar over en onder de brug passeerden met ieder een
eigen lied.
Nadat de lessen op zaterdagmorgen (ja, we gingen toen 6 dagen naar school) waren de zaterdagmiddagen het
mooiste voorbeeld van een duidelijke maar niet zichtbare scheidslijn tussen de docent en de vriend. Met zo’n
9 “Puchen”, “Thomassen” en andere “Mobilettes” voor de deur van een collega docent van wie de zoon bij ons
in de klas zat, konden we op de zaterdagen na schooltijd steevast om kwart over twaalf genieten van koffie
en bier.
We hielden als leerlingen en docenten door elkaar een soort stil protest tegen de lessen op zaterdag met een
afdronk op het verdere verloop van dat toch nog lang aanvoelende weekend.
U had een belangrijke rol in de afdronk maar altijd vanuit die vanzelfsprekende en gerespecteerde
scheidslijn: docent en leerling.
En natuurlijk herinner ik me uw uitspraken over “die nieuwe lichting VWO- klassen die vlak achter jullie
aankomt”. Daar had u veel minder lol mee, zei u zelf. “Daar gaat het leren weer helemaal anders” en dat vond
u niet leuk.
U zei dat wel heel vaak, zodat het op begon te vallen maar we konden die context niet echt begrijpen omdat
wij zelf nog de oude lichting HBS-ers waren.
Wat konden wij voelen of zien wat er anders ging in die VWO lessen van u. Niet veel dus maar we zagen wel de
stille pijn van een verteller op zijn retour.
Misschien heeft dat ons laatste jaar wel zo uniek gemaakt.
Maar toen ik onlangs na 30 jaar naar een reünie vertrok en nu óp de Rijksstraatweg reed, toen voelde ik de
sterke hoop dat u er ook zou zijn. En daar stond u: een beetje scheef met veel te grote handen en nu een nog
meer wegtrekkend linkeroog.
Maar wel weer een oog voor een ieder die u aansprak. Voor ieder weer een klein minuutje met een eigen
duiding.
Toen u me vroeg hoe “Hoe gaat met jou en wat doe je op dit moment?”
Toen wist ik direct dat ik u beter niet kon vertellen over onze Stichting Codename Future in Den Haag: waar
we keihard werken aan de ‘ketenomkering’; leerlingen veel meer zelf verantwoordelijk maken voor hun eigen
leerproces.
Nee, ik kon volstaan met te zeggen dat ik impliciet en in stilte zoveel dingen van hem geleerd had. Dingen
die niet voelden als leren maar als lezen.
‘De klas leren lezen’.
Heb dank, ‘heer Leeuw’, heb dank.
Ernest van Hezik
Den Haag 11 november 2003
----------------------
De ode bereikte hem na vele omzwervingen pas in december 2011.
Hij reageerde toen met de volgende mail :
Met veel plezier heb ik in in 2008 in opdracht van het Ministerie VROM de productie gedaan van de clip “Back
to the roots”; een tijdloze clip mbt maatschappelijk verantwoord ondernemen.